Zondag

Het is half november. Gisteren fietste ik zonder jas door Utrecht. Vandaag niet maar het is heerlijk weer. Vandaag trokken mijn gemoed en ik al wandelend door mijn wijk, de drukte mijdend, op zoek naar een koffietentje om neer te strijken met een boek.

Als ik zin heb om mensen te kijken ga ik naar die ene plek. Een koffiecafeetje een wijk verderop, waar rust is maar waar je letterlijk op een kruispunt kijkt waar genoeg gebeurt. Waar iedereen de eigenaar en elkaar lijkt te kennen, zwaait, en vriendelijk gedag zegt bij het langslopen. Ook naar mij. Ik voel mij even of ik een straat verderop woon. Ik ga buiten zitten aan een tafeltje onder de luifel. Het is behaaglijk. Binnen vindt een klein verjaardagsfeestje plaats. De eigenaar steekt zijn hoofd om de hoek en ik bestel een cappuccino.

Rechts, aan de overkant van de straat zit een Chinees afhaalrestaurant. Aan het bord te zien al sinds 1980. Links zie ik een tafereel van een vrouw met een jonge hond. Ze heeft snoepjes in haar hand en beloont de hond met alles wat hij goed doet. Tot de mensen naast mij op het terras opstaan. Ze kennen elkaar. De hond is niet meer te houden. “Aai hem maar niet hoor, eerst zitten”. Er rijden veel dure auto’s voorbij. Op het soort van gelijkwaardige kruispunt is het een wirwar van al dan niet voorranggevers en vriendelijke gebaren.

De bomen in de straat laten voor de waarschijnlijk honderdste keer hun bladeren vallen. De straten hier zijn knus, het blad is nog niet opgeruimd. Het lukt me om zeker twintig minuten mijn boek te lezen. De koffie is een beetje bitter. Het boek ook. Als er mensen langslopen die naar mij kijken voel ik een: kijk-haar-eens-lekker-zitten-lezen-wat-heerlijk.

De eigenaar van de koffietent fluit een niet bestaand lied. Op het terras staan twee mensen stil. Ze zijn oud. Ik denk een stel. Zij duwt hem een notitieblok in zijn hand. Er staat tekst op en een telefoonnummer. “Ik ga niet met je mee hoor, ik wacht hier wel,” zegt de vrouw. “Je moet daar de straat in en dan het rode huis op de eerste hoek”. Het liefst zou ik vragen wat hij gaat doen maar ik besluit af te wachten.

De vrouw gaat zitten op het terras. Ze wil een koude chocolademelk. Ze heeft een dikke sjaal om haar hoofd geknoopt. Ze wil een rietje. Ze giet de helft van de chocolademelk in het glas en drinkt de andere helft uit het flesje met het rietje. Ik ben inmiddels net zo benieuwd naar het waarom hiervan als naar wat de man aan het doen is. Ik kijk naar haar. Ze glimlacht alsof ze weet dat ik het weet. Na een kwartier komt de man terug. Zijn handen trillen. Hij heeft het gevonden, zegt hij. Er komt een onsamenhangend verhaal over de verkeerde persoon in het goede huis. De vrouw vraagt of ze hem herkende, iets over achternamen.

In mijn fantasie bedenk ik mij dat de man misschien terugging naar een oud woonadres. Kijken of er nog bekenden wonen. Het klonk ook een beetje of hij iemand zocht die hem zou moeten kennen. Ik dwaal af. Ik lees nog een stuk uit mijn boek, reken af en loop dan weer de herfstlucht in, op zoek naar nieuwe avonturen.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.