Hij had zich nog nooit zo eenzaam gevoeld. Liggend op koude tegels. Al dagenlang. Hordes met mensen die langs liepen en hem af en toe oppakten, heen en weer schudden en weer neergooiden. “Deze is niet goed genoeg”. Er werd soms naar hem gelachen. Honend. Hij was niet groot genoeg en niet sterk genoeg. Zijn lichaam was kromgegroeid. Naast hem lagen glanzende, brede en symmetrische soortgenoten. Stralend werden zij opgepakt, vastgehouden en meegenomen. Hij voelde zich somber. Zijn ledematen deden pijn. Hij voelde zich langzaam klein worden, als er bij het neergooien weer een stukje van zijn ziel afbrak.